Non-Dualiteit
[showhide more_text=”Wat is non-dualiteit?” less_text=”minder”]
Advaita Vedanta is een filosofisch-religieuze stroming, afkomstig uit India. De benaming is opgebouwd uit twee Sanskrit-termen: advaita, samengesteld uit ‘a’ en ‘dva’, wat ‘niet-twee’ betekent; en vedanta, wat ‘het einde van de Veda’s’ (de oudste geschriften in het Hindoeïsme) betekent. Soms wordt ‘Vedanta’ ook wel vertaald als ‘het einde van het weten’. Oorspronkelijk baseerde de Advaita Vedanta zich op drie basisteksten: de Upanishads, de Bhagavad Gita en de Brahma-soetra, een samenvatting van de grondbeginselen van non-dualiteit waarin het onderzoek naar Brahman, het Absolute, centraal staat. Sinds de zesde eeuw is de nadruk komen liggen op advaita, het non-dualistische aspect van het bestaan. Advaita Vedanta kreeg een sterke impuls door de geschriften van de Zuid-Indiase filosoof Shankara (700 – 750 na Christus). De tweede grote impuls kwam in de eerste helft van de twintigste eeuw, toen Ramana Maharshi de oude Advaitateksten in een eigentijds idioom verwoordde.
Advaita Vedanta wordt beschouwd als Jnana Marga, de Weg van het Inzicht of Besef. Het wordt ook wel gezien als de Directe Weg, waarbij het inzicht in wie of wat je bent rechtstreeks en onmiddellijk wordt ervaren. De Directe Weg is een rechtreeks zien, een onmiddellijk en onomstotelijk ‘voelen’ van de waarheid. Het is een levende ervaring. Jnana Marga staat tegenover andere klassieke wegen tot bevrijding, zoals Yoga Marga (de Weg van de Oefening), Bhakti Marga (de Weg van de Devotie) en Karma Marga (de Weg van het Doen).
Als belangrijkste ingang tot zelfinzicht wordt, met name sinds Ramana Maharshi, de vraag ‘Wie ben ik?’ beschouwd. Non-dualiteit geeft geen rechtstreeks antwoord, maar verwijst met deze basisvraag naar de ervaring van leegte of ego-loosheid. Het basisinzicht waarnaar binnen non-dualiteit verwezen wordt, houdt in dat er geen verschil is tussen jou en de wereld en het Absolute. Elk onderscheid daartussen is fictief. In werkelijkheid bestaat er alleen maar Bewustzijn. De illusie dat verschijnselen een bestaan op zichzelf hebben, wordt maya genoemd. Daarbij is het van groot belang te zien dat niet de verschijnselen zelf de illusie vormen, maar het idee dat ze permanentie bezitten. Bevrijding van die illusie wordt moksha genoemd.
Het basisinzicht is geen kwestie van weten of kennen. Het gaat voorbij aan alle vormen van kennis. Non-dualiteit kan eerder beschouwd worden als een uitnodiging om in je eigen onmiddellijke ervaring te kijken of de werkelijkheid ondeelbaar Eén is – dus om te zien dat vorm leegte is, en leegte niets anders dan vorm. Wat hiermee bedoeld wordt is dat alle verschijnselen (vormen) die gekend kunnen worden leeg zijn, omdat ze uitsluitend bestaan uit het Kennen zelf, ofwel Bewustzijn. Bewustzijn staat op zichzelf en kan niet in onderdelen opgedeeld worden: a-dva, non-duaal, niet-twee.
Alle verschijnselen bestaan dus uitsluitend als het proces van het Kennen zelf, en niet als los van Bewustzijn bestaande objecten. Verschijnselen zijn vormen van Bewustzijn. Het zelfstandig bestaan en de permanentie van een verschijnsel of object is daarmee niet meer dan een idee, een concept. Dit geldt ook voor het verschijnsel ‘ik’. ‘Ik’ is geen losstaande, afgescheiden entiteit die zich temidden van andere losse entiteiten moet zien te handhaven. Je staat niet los van alles wat zich aan je voordoet. In tegendeel: wat zich voordoet is de vorm die jij, het Geheel, op dat moment aanneemt. Er kan geen onderscheid gemaakt worden tussen jou en de Werkelijkheid als Geheel – ze zijn identiek.
Binnen de moderne non-dualiteit is de nadruk nog meer dan voorheen komen te liggen op het basisuitgangspunt in ieders bestaan: ik ben of ik besta. Aan dit uitgangspunt kan niet getwijfeld worden, want om er aan te kunnen twijfelen, moet je al bestaan. Dit ‘er zijn’ kan Bewustzijn-op-zich genoemd worden, of Leegte. Het heeft geen eigenschappen of kenmerken. Het is pure potentie, zuivere mogelijkheid waarin alles kan verschijnen. Het is (nog) niet ingevuld. Het staat buiten de tijd en is dus niet onderhevig aan verandering, want tijd is verandering. Dat wat je bent kent geen begin of eind. In werkelijkheid ben je nooit geboren en zul je nooit sterven. Je gaat nooit ergens heen: de dingen gaan door jou heen!
Bewustzijn is geen object, is niet ‘iets’. Het is datgene waar alles wat een begin en een eind heeft uit voortkomt en weer in verdwijnt, zonder dat het er zelf in welke zin ook door verandert.
In die zin is Bewustzijn te vergelijken met de ruimte die niet verandert als je er iets inzet en het daarna weer weghaalt, en met de spiegel die niet verandert als er iets in weerspiegeld wordt. Bewustzijn is dus geen object, maar de ‘ruimte’ waarin alle objecten verschijnen. Het kan daarom niet waargenomen of gekend worden (want dan zou het alsnog een object zijn).
Het is vergelijkbaar met het oog, dat alles kan zien behalve zichzelf, of met de vinger, die alles kan aanraken behalve zichzelf.
Omdat Bewustzijn niet waargenomen kan worden, kijken we er overheen, terwijl het het centrale gegeven in ons bestaan is. Je kunt Bewustzijn niet zien, je kunt het alleen maar zijn – jouw ‘er zijn’ is het ‘er zijn’ van alle dingen; de voorwaarde en grondslag voor alles wat zich voordoet. Dit is wat bedoeld wordt met de klassieke uitspraak Tat tvam Asi: Gij bent Dat.
Bewustzijn ben je zelf, nu al. Zoeken ernaar is dus volkomen zinloos, want alleen het Kennen der dingen is werkelijk, en niet de dingen zelf. Het besef van wie je werkelijk bent is altijd rechtstreeks, staat dus los van welke activiteit er ook maar aan voorafgaat, en is onvoorwaardelijk, want er zijn geen speciale aanleidingen of omstandigheden voor nodig. Het vindt niet plaats in de tijd, het is niet het eindpunt van een proces. Ramana Maharshi deed ooit een zeer krachtige uitspraak in dit verband, die alle illusies rondom het bereiken van ‘het inzicht’ of ‘de verlichting’ teniet doet:
“Er is sprake van schepping noch vernietiging, van gebondenheid noch vrije wil, van een weg om te gaan noch een doel om te bereiken. Dit is de diepste waarheid.”
Bewustzijn is dus de enige realiteit, maar heeft de mogelijkheid om vorm aan te nemen. Bewustzijn wordt ervaren als een opeenvolging van vluchtige, tijdelijke vormen. Tijdens de waaktoestand wordt het ervaren als alles wat je ziet, hoort, voelt, proeft, ruikt en denkt; tijdens de droom als alles wat zich in de droom voordoet. Tijdens de diepe slaap of bewusteloosheid neemt Bewustzijn geen vorm aan. Vandaar dat je daar geen concrete herinnering aan hebt: je hebt dan immers niets waargenomen of meegemaakt.
Het herkennen dat Bewustzijn de enige realiteit is, want het enige dat permanent is, is het herkennen van je ware natuur. Dit herkennen van wat je bent onthult je natuurlijke staat, je eigen ‘er zijn’ zonder verdere invulling, dat nooit afwezig is geweest. Je was altijd al vrij en onbegrensd. Dit besef brengt een diepe ontspanning met zich mee. Het is het besef dat er niets te bereiken valt, dat alles zich spontaan en op natuurlijke wijze voordoet zonder dat je er iets van moet vinden of iets aan hoeft te veranderen. Dit herkennen is dus rechtstreeks, en geen optelsom van ideeën, redeneringen en conclusies. Alles wat je kunt denken, verbeelden of zeggen over dat wat je bent, is het in elk geval niet, want dat is een concept, een (steeds terugkerende) gedachte. Ieder concept, ieder denkbeeld is per definitie een beperking, een verdeling van het Geheel, terwijl het Geheel onbeperkt en ondeelbaar is.
Wat je bent is in essentie een niet-weten, een onbegrensd openstaan voor alles, een onbeperkte welwillendheid ten aanzien van alles, dus ook ten aanzien van gevoelens. Ook gevoelens worden rechtstreeks ervaren en onmiddellijk verwerkt, want er is geen weerstand tegen, noch een verlangen naar herhaling. Het is een toestaan dat alles gebeurt zoals het gebeurt, vanuit het besef dat het niet anders kan. Naar deze openheid en welwillendheid wordt verwezen door middel van het woord liefde.
Wat je bent kan niet begrepen worden, en hoeft ook niet begrepen te worden. Je hebt geen identiteit, je weet niet wie je bent, en juist dat geeft een grote vrijheid en ontspanning. Helderheid, inzicht wordt gecreëerd door het loslaten van alle concepten, alle verhalen die aan verschijnselen en gebeurtenissen vastzitten. Alles wordt dan ervaren zonder verleden, onbesmet, als altijd schoon en nieuw.
Wat niet verandert, het Kennen der dingen, Bewustzijn, is de enige constante in ieders bestaan. Die constante Aanwezigheid (als dat wat zich nu voordoet) is daarom het enige wat werkelijk te noemen is. Dat is wat je bent: Tat Tvam Asi. Je staat altijd aan, en dat aanstaan is wat je bent.
Han van den Boogaard
[/showhide]